Ik;Terence/
'de verdwaalde jongen'
Geboorte van een Stofkikker
Dus je boi de jonge barwolf staakt op zijn kruk bij cafe De Hoogste Tijd. Diepgaand ben ik in gesprek met een oudere barwolf. We huilen samen naar de maan over de uitstervende bar/bruincafe cultuur. Daar waar ons kent ons de vaste regel is, je netjes afbelt als je een avond niet komt opdagen, ze nog bonnen schrijven, en de kassa een lade is. Mijn oudere barwolf verteld me over een vergeten cafe in Eindhoven en adviseert me deze tent een keer te scannen. Challenge accepted:
Ik stap binnen met een mede barwolvin, de plaat stopt met spelen, vijf hoofden draaien om, ik voel in mijn holster of ik mijn revolver heb want dit moet een Western zijn. Er heerst geladenheid van beide kanten.
“Durf je niet verder?” gilt de 70+ jarige barvrouw, die zo groot als een bescheiden kamerplant is.
“Jazeker wel!” ik parkeer me billen aan de ronde bar, en wordt geanalyseerd door vier oudere drinkende Brabanders. Ik ben me steeds bewuster van mijn zwarte baard en petje. Ik voel hun ogen op mijn schedel branden, precies zoals je vriendin naar je kijkt als je verderop met je ex staat te praten. Ik breng teveel contrast, ik ga het moeten blussen door plat Brabants te praten.
“Komde vandaan?!” vraagt de oude kamerplant. Dit is mijn ingang.
“Uit Tongelre!” zeg ik op de meest Tongelrese manier zoals alleen wij uit Tongelre dat kunnen. Trots. Brabants.
Kamerplant die natuurlijk Mieke blijkt te heten schiet in de lach, de overige nekharen aan de bar beginnen neer te strijken en te kalmeren.
Interview werd afgevuurd, iedereen luistert aandachtig mee. Het was alsof ik op sollicitatie gesprek was. Mieke met haar kleine postuur waait weg bij windkracht 1, maar Mieke is niet op haar mond gevallen.. Nee.. Mieke haar mond is windkracht 12 dak van je huis orkaan fel. Ik ben MC, ik hou haar redelijk bij. Mieke digged de groove en begint me foto’s “vruuger” te wijzen die in het cafe hangen. Ik dig de groove en bekijk ze aandachtig. We praten over alles, Mieke geeft de rest nog nauwelijks aandacht.
Na een paar drankjes vraag ik Mieke of ik nog een biertje en een whisky mag. Mieke kijkt me dead in the eye aan en zegt, “Ge knippert nog nie dus ’t mag wel.” en gaat stuk om haar eigen grap. Ik kijk onder mijn pet naar Mieke die naar achterloopt, genietend van dat onverslaanbare sterke arbeiders karakter. Mieke komt terug en geeft me een petje. Rood met Jupiler erop, mooi en vers.
“Magde houwe, omda ge toch pettekes draagt.”
Mieke is oud mensen, ze heeft nog op school gezeten met Jezus en had dino’s als huisdieren. Regenbogen waren nog zwart wit in haar tijd, en Karbonkel moest nog geboren worden. Ze vraagt dus of ik en mijn mede barwolvin een platenspeler hebben. Die hebben we.
“Jazeker Mieke. Wij allebei!”
“Da minde? Wacht!”
Mieke gaat weer naar achter, komt terug en klapt twee LP’s op de bar. Wat blijkt, Mieke haar man was een drummer in een Nederlandse jazzband. Die plaat blijkt geweldig te zijn.
Ik ga jullie niet zeggen waar het is want ik hou parels graag voor mezelf. Ik wil die dikke koppen van jullie daar niet tegenkomen. Neeman. Deze tent is van Mieke en de rest van die stoffige kikkers, die er al sinds de kruistochten aan de bar wonen. Ik ben goedgekeurd door Mieke. Ik word geadopteerd door Mieke. Ik word stofkikker.